Kentucky. 19de Eeuw. Een blokhut op de ranch midden de prairie, bewoond door een armoedige kolonistenfamilie, de Rockefellers. Dit vormt het decor voor een absurde, komische en burleske kamerwestern. Jawel, één met een serieuze hoek af. Het Wilde Westen komt weer tot leven, maar hoe? Caroline, vrouw van patriarch John Emmery Rockefeller, ziet in haar glazen bol een aanval van de vijandige Indianenstam, ‘de Comanches’ o.l.v Lynxoog. Ze willen gans het gebied verwoesten. Met behulp van Patrijs-oog, opperhoofd van de Apachen en vriend, willen de Rockefellers zich met man en macht verdedigen. En wat is de bende van Calder van plan? Schatje-recht-in-de-roos, een hoertje met een goed hart én de enige overlevende van het reeds aangevallen Pancho City komt toevlucht zoeken bij de familie. Door haar komst neemt het verhaal heel verrassende wendingen. De pijlen zoeven door het huis. De wind waait in de takken van de Sassafras. Brengt de alcoholverslaafde Dr. Butler redding? En wat komt de geheimzinnige Carlos in godsnaam uit zijn hoed toveren? De paarden loeien. De totempaal staat op scherp. Potakiki, tikiput!