Op 15 december trokken we de deur van 'ons' zaaltje aan de Boerderijstraat definitief achter ons dicht. Vijfenveertig jaar theaterplezier werd hiermee in schoonheid afgerond. Is het een reden om sentimenteel te worden? Ik geloof het niet, al loont het vast de moeite om even stil te staan bij alle herinneringen die hier aan de muren kleven. En ik weet het, op zich is het slechts een hoop ordelijk gerangschikte stenen en cement maar toch doet het iets met deze mens.
Als de muren konden spreken dan getuigden ze over de vele verhalen die hier werden verteld. Over de vele banden die hier werden gesmeed. Over lief en leed die werden gedeeld. Over hoogtes en laagtes, over vriendschap, verlies en verdriet. Voor mij vormt deze zaal en de gebouwen het decor van een wezenlijk deel van mijn leven. Daarom wil ik bij dit afscheid nog even stil staan bij enkele markante momenten. Om de zoete herinnering levendig te houden.
1 JANUARI 2019 - TOM LESAFFER
Het was wellicht tijdens de warme zomer van 1976 dat buurman Bert Van Hecke mijn vader had weten te overtuigen om toneel te spelen. Als stichter en bezieler van Isegrim beschikte hij namelijk over de nodige dosis overredingskracht om zelfs de meest frigide ziel te enthousiasmeren.
Met de rol van champetter in 'Een dag uit het leven van Cinske' raapte mijn vader de toneeldraad weer op die hij in zijn jonge jaren in Wervik had laten liggen. Voor mij - als kleine snotter - ging een wondere wereld open. Een unieke plek waar grote mensen samen wroetten op teksten, bewegingen, gevoelens en timing. Waar men samen zocht naar de geschikte outfit voor de personages of dat ene attribuut om het decor te vervolmaken.
De feestzaal aan de Boerderijstraat werd in die tijd nog gekenmerkt door de typische houten lambrizering en het legendarische wak vloerke dat bij regenweer wel leek te zweten. Meer dan eens zorgden de aarden tegels die rechtstreeks op de grond waren gelegd voor gevaarlijke glijpartijen.
In 1980 maakte ik als twaalfjarige mijn debuut op de planken. Als Juulke, de bastaardzoon in 'Driekoningenavond' van Cyriel Buysse droeg ik de grote verantwoordelijkheid wel twee volledige replieken ten berde te brengen. Dat dit gebeurde tijdens het verorberen van een bord koude pap met droge erwten maakte het naturalistische karakter van de rol er alleen maar groter op.
Toen mijn toneelmoeder Henriette Spirig plechtig beloofde me slechts een toneelmatige tik uit te delen toen Juulke knoterde over de wel erg schrale maaltijd, had ik er beslist een goed oog in. Helaas vergat Henriette in haar passioneel theaterspel al snel de goede voornemens en landde haar welgemikte rechterhand steevast snoeihard op de wang van ondergetekende. Dient het gezegd dat ook de huilbui achteraf amper gespeeld was?
In 'Driekoningenavond' had ik een theaterbroer en -zus, respectievelijk gespeeld door Geert Courtens en Hildegard Lemeire. Daar we slechts in het tweede bedrijf ten tonele moesten verschijnen, leek het Bert een goed idee om ons tijdens de rest van het stuk niet achter scene te laten. Die kinderen zouden toch nooit stil kunnen zijn.
Dus werden we verbannen naar de turnzaal waar we ondermeer op de houten klimrekken onze beer konden ontbinden. Dat we daarbij een volle zaal mateloos stoorden kwamen we spoedig te weten toen Bert wit van woede ons de les kwam spellen. Dat we de resterende voorstellingen noodgedwongen en muisstil achter scene moesten blijven zitten was het nare gevolg.
In de begindagen was de inkom van de zaal nog voorzien van een heus sas met bijhorend loket. Dat zorgde niet alleen voor een warmtebuffer, maar tevens voor het nodige oponthoud bij het afrekenen van de kaarten met soms lange files als gevolg.
De bar bevond zich in die tijd ook nog aan de linkerzijde van de inkom. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig was mijn vaste stek aan de afwasbak. Ook werden er toen nog echt pintjes 'getapt'. Dat het vat telkens af was tijdens de pauze zorgde steeds weer voor de nodige animositeit, waarbij Renaat Courtens, gekleed in grijze kiel, wild gesticulerend een nieuw vat in de kelder ging opzoeken.
Exacte cijfers ontbreken maar de dernière van 'Olleke, Bolleke, Knol' in 1979 staat geboekstaafd als de drukst bijgewoonde voorstelling van Isegrim, waarbij de kinderen tot in de bar en bovenop de inkom plaats namen. Een volledige groep Chiro-jongens moest met spijt in het hart huiswaarts gestuurd worden wegens plaatsgebrek.
In de beginjaren beschikten we nog niet over ons spelershol onder scene, maar werd gebruik gemaakt van een leslokaal. Ondermeer tijdens 'Dossier Bakelandt' was het er een drukte van jewelste met spelers in prachtige outfits onder een dikke laag vetschmink.
We kregen er ook bezoek van Kamiel Van Reeth, voorzitter van het toenmalige AWT, want met dit stuk werd ook deelgenomen aan het Landjuweel in Herentals. Niet meteen een cadeau voor onze toen nog prille theatervereniging als je weet dat het decor bestond uit maar liefst negen (!) verschillende scenes.
Nergens werd meer stoom afgelaten of plezier gemaakt dan in ons kelderke onder scene, tijdens de pauze of na een geslaagde voorstelling. Af en toe werd er zelfs gevloekt wegens een gemiste repliek of na het stoten van een hoofd aan het 'beruchte' keldergat.
Mooi ingericht of luxueus was het zeker niet, maar het had een ziel en het was er steevast gezellig en druk. Een plaatsje om te koesteren en ook niet-spelers kwamen maar al te graag eens langs om de sfeer onder scene te proeven of de spelers een hart onder de riem te steken.
Het was in de zomer van '96 dat Stefaan Verfaillie en Rik Mestdach hun wederhelften wisten te overtuigen dat jaar geen reis te plannen. De heren hadden heimelijk snode plannen gesmeed.
Ze droomden namelijk al langer van een heuse regiekamer, zodat ze niet bij iedere productie alle techniek opnieuw moesten opbouwen en aansluiten. Na overleg met de schooldirectie kregen ze de toestemming om de werken aan te vatten, op voorwaarde dat ook de onderliggende keuken geïnstalleerd zou worden.
Meer dan twee weken noeste arbeid tijdens de vakantie resulteerde uiteindelijk in een pracht van een regiekamer die jarenlang een absolute meerwaarde zou betekenen voor iedere productie. Eeuwig respect voor zoveel toewijding!
Voor 'De Broers Geboers' kwam regisseur Patrick Mahieu met een wel heel erg gedurfd idee aanzetten. Waarom keren we de zaalopstelling eens niet om en zetten we het publiek op het podium? Dat dit meer was dan zomaar een ingeving van het moment werd spoedig duidelijk.
Door de tribunematige opbouw van de stoelen voegden we in tegenstelling tot onze klassieke opstelling als het ware een derde dimensie toe en was het publiek nog meer betrokken tot het spel. Dat dit idee op heel wat bijval van de regisseurs kon rekenen bleek uit het feit dat ondermeer ook 'Sporen', 'Naamloze Gebeurtenis', en 'De Jossen' in deze opstelling werden gespeeld.
Niet alleen voor de zaalopstelling betekende 'De Broers Geboers' een keerpunt, ook naar stukkenkeuze toe opende het onze creatieve ogen. 'Toneel spelen' werd vanaf toen meer en meer 'theater maken'.
Naar aanleiding van veertig jaar Isegrim organiseerden we een theaterwandeling doorheen de gebouwen aan de Boerderijstraat. Het publiek werd, onderverdeeld in groepjes, meegetroond langsheen heel wat locaties in de gebouwen en de buurt.
Het verhaal van 'Roger en Compagnie', geschreven door enkele van onze leden, betekende een orgelpunt op veertig jaar theaterplezier dat door het publiek ten zeerste werd gesmaakt.
De stemmen zijn verstomd. De gebouwen verlaten. Hier geen spelende kinderen meer of ijsberende acteurs die nog snel een frisse neus komen halen. De haastige stappen van bezoekers op weg naar de toiletten weerklinken nog in gedachten. Het rumoer van rokers die in de schaduw van de kerktoren verbroederen aan de buitendeur blijft slechts een verre herinnering. In deze gebouwen werden heel wat verhalen verteld, passeerden heel wat leerlingen de revue en werden door ons heel wat theateravonturen beleefd.
Als kind konden we tijdens de toneelweekends op de speelplaats onze duivels ontbinden. We speelden er voetbal, tikkertje, basket, … en ook onze kinderen zijn intussen deze plek reeds ontgroeid.
Een toekomst voor deze gebouwen lijkt onwaarschijnlijk. Wellicht zullen ze binnenkort worden verkocht en gesloopt en zal dit wezenlijke deel van de Sint-Rochusparochie uit het straatbeeld verdwijnen. Niettemin leek mij een eresaluut bij dit afscheid niet meer dan gepast.